God's Kingdom Ministries
Serious Bible Study

GKM

Donate

Hoofdstuk 7: Gaven om te beheren

“Hoe zijn we hier terecht gekomen?” vroeg ik met grote verbazing. “Ik dacht dat we uit elkaar gingen na ons overleg in de herberg.”

“Het lijkt erop dat we hier tegelijkertijd naar toe zijn getransporteerd,” antwoordde Jozef, terwijl hij rondkeek. “Het lijkt erop dat we nog meer één zijn dan wij wisten. Zij die in vrede wandelen zijn niet makkelijk te scheiden.”

“We zijn door een plooi van tijd en ruimte gegaan,” voegde Joshua er aan toe, “en onze geestelijke eenheid bracht ons samen.”

“We zijn naar de poort gebracht waar ik van het water van leven dronk,” merkte ik al rondkijkend op. “Nooit zou ik deze plek aan de kant van de berg kunnen vergeten. De Schepper zal het verlangen hebben om met ons te spreken, want Hij heeft ons getransporteerd naar de Poort van Dood en Leven. Laten we naar binnen gaan.”

We hieven allemaal onze handen en stemmen op in lofprijzing en de poort opende om ons te ontvangen in Zijn aanwezigheid.  De onzichtbare rivier kwam plots tevoorschijn, lieflijk naar ons toe stromende. De boom van leven stond stil op de oever van de rivier, zijn armen naar ons wenkend. Het werd nu versierd door kleine, fijne sterren die helderder schenen dan een tropische zon.

Zij aan zij naderden we de met licht gevulde boom en hoorde zijn prachtige levende stem van zoetheid gemengd met macht en majesteit.  We voelden de uitstraling ervan en we stopten op een respectvolle afstand, gewaarwordend dat de boom klaar was om te spreken.

“Joshua-Genade verstaat:

Voor jou is Mijn gelaat;

Anava, de bescheiden,

nooit zul jij uitglijden;

Jozef de wijze,

jij zult onderwijzen;

Elk met een gave,

om in overgave,

de vloek terug te draaien,

die zonde op deed laaien.

Breng overal zegen,

dit maakt Mij genegen.

Zaai het nieuwe leven,

zonder op te geven.

Rijk naar de ster,

het is niet ver.

Mijn Koninkrijk nabij,

vertrouw maar op Mij,

Niet voor enkele gevallen,

nee, werkelijk voor allen.

Maar harten moeten worden gekeerd,

Mijn woorden geleerd.

Van boven voor iedereen,

komt Mijn liefde alleen.”

We vielen op onze knieën bij de impact van Zijn woord. De pijnlijke liefde in het hart van de Schepper, die bereid was en zelfs gretig was om de bittere wateren te drinken van de dood zelf, doorspoelde ons. Onze tranen vloeiden zonder ophouden en bevochtigden de grond voor ons, waar hemelse bloemen van onbeschrijfelijke kleuren ontsprongen door iedere druppel. Terwijl wij huilden werden we al snel omringd door een levende zee van geuren en kleuren.

Een onzichtbare, hemelse Schrijver die de zorg draagt voor het boek des levens doemde voor ons op en schreef – of haast ‘sneed’ – een tav in onze harten met een scherpe maar onzichtbare ganzenveer. 103 Het was enkel een letter in de vorm van een X, een handtekening, zwanger van een generatie nog niet gesproken en begrepen woorden, blijvende principes verkondigende dat tranen die voor de juiste redenen vergoten worden, vreugde zullen voortbrengen, 104 en dat bloed dat in liefde voor anderen vergoten wordt kinderen van het licht verwekt.

Op dat moment maakte één van de kleine sterren zich los van de boom en zweefde lichtjes in de richting van Joshua om zich aan zijn voorhoofd te kleven. “Zie zijn gelaat,” sprak de Stem van majesteit, “en Zijn naam zal zijn in hun voorhoofden. 105 Zo zal het zijn voor allen die eten van deze boom en drinken van dit water.”

Uit zijn vest trok Jozef toen langzaam een kleine fles gevuld met water. Hij goot dit uit als een plengoffer en stapte naar de rivier om de fles te vullen met levend water. Hier dronk hij van en borg het weer op in zijn vest. Ik wist net als de anderen, dat deze fles water nooit op zou raken en dat het een bron van levend water zou blijven voor allen die ernaar verlangen om ervan te drinken.

Toen hij zich omdraaide naar ons, was zijn gezicht helder schijnend, alsof het van binnen uit verheerlijkt was en we hoorden de Stem van getuigen spreken: “De wijzen zullen stralen als het fonkelende hemelgewelf.” 106 We luisterden met ontzag toen de Stem weer sprak: Dit is de Jozef die Ik ken en hij zal Mijn land besturen en rentmeesterschap onderwijzen aan anderen.”

Voor het eerst merkte ik toen een kleine kom op, die onder de boom stond. In de kom zat iets wat leek op korianderzaad. 107 “Wat is dit?” vroeg ik zachtjes. Langzaam liep ik naar de boom en pakte de kom op. Het was levend en vormde zichzelf van een kom naar een heel klein kopje, welke ongeacht zijn grootte, nog steeds dezelfde hoeveelheid van de zaadjes bevatte als het deed in de grotere kom. Toen ik het in mijn zak deed, leek het geen enkele ruimte in te nemen en het was gewichtloos.

“Jij bent Mijn geliefde zoon; vandaag heb Ik jou verwekt,” 108 zei de Stem. “Plant deze zaadjes in de harten van mannen en vrouwen, zodat allen Mijn kinderen zullen zijn.”

We waren in verwondering over de gaven die ons gegeven waren, wetende dat we allemaal rentmeesters over het leven waren met de roeping om anderen vrijelijk te zegenen, ieder die zou horen en gehoor geven aan de gezalfde woorden die we in de wereld van de mens te spreken hadden gekregen.

Even plotseling als we kwamen, stonden we ook weer buiten Eden, op het pad naast de heldere rivier, die een flauwe afspiegeling was van de ware rivier die nu in onze harten stroomde. We keken op naar de statige oude bomen waarvan de takken met de jaren steeds ouder en brozer groeiden – het leek in niets op de jeugdige aloude boom van leven die in onze harten was geplant. Zelfs de zon in de wolkenloze lucht was flets vergeleken bij een enkele ster die door de helende takken van de boom van leven schijnt.

Hoewel we ernaar verlangden terug te gaan naar de levende wereld die parallel liep aan deze afgestorven wereld, wisten we dat het onze missie was om getuigen te zijn van het ware licht – de eerstelingen van Zijn Koninkrijk – om de aarde te herbebossen met nieuwe en levende bomen, om de wijsheid te onderwijzen die alle kennis te boven gaat, om alle dingen te herscheppen en om leven te brengen aan de doden.


Voetnoten

  1. — Ezechiël 9:4. Het merkteken van God is de tav.
  2. — Psalm 126:5.
  3. — Openbaring 22:4.
  4. — Daniël 12:3.
  5. — Exodus 16:31. Manna betekent letterlijk “Wat is het?”
  6. — Psalm 2:7, gecombineerd met Mattheüs 3:7.