Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Een man genaamd Anava ontdekt een licht in een grot die hij aan het verkennen is, en heeft een ontmoeting met de Schepper. De openbaring die hij ontvangt, stuurt hem op een missie om licht te brengen aan anderen. Dit is een roman die is ontworpen om bijbelse principes te onderwijzen.
Category - Biblical Novels
“Wow Anava! Wij zijn het maar!” zei Kuyani, terwijl hij een stap achteruit deed. Joshua stond naast hem en lachte, duidelijk geamuseerd. “Rustig aan. Volmaakte liefde sluit alle angst uit.”
We hebben vanmorgen gesproken met het stamhoofd Hiamovi,” verklaarde Joshua. “Hij wilde dat wij deze zak met gezegend zout aan jou zouden geven. De daad bij het woord voegend haalde Joshua een kleine zak tevoorschijn en plaatste die in mijn hand.
“Wat is de bedoeling ervan?” vroeg ik.
“Dat weten we niet,” zei Kuyani. “Het stamhoofd zei dat hij jou afgelopen nacht in een droom zag, waarin hij een zoutverbond 200 met jou sloot. Hij zei dat jij wel zou weten wat je ermee moest doen, en zodoende vroeg hij ons het aan jou te geven wanneer we elkaar weer zouden zien.”
“Bedankt,” antwoordde ik. “Ik weet dat zout vrede en verzoening representeert. In de oudheid werd het aan elk offer toegevoegd. 201 Er staat geschreven dat we zout in onszelf moeten hebben en in vrede met elkaar moeten zijn. 202 Het is echter enigszins moeilijk om volmaakt in vrede te zijn, terwijl de stank van deze fontein mijn neus lastigvalt.”
“Dit zout,” zei Joshua, “zou wellicht de oplossing kunnen zijn voor jouw neusprobleem en voor het probleem van deze hele stad.”
“Ik denk dat je gelijk hebt,” zei ik. Ik maakte het touwtje van de stoffen zak los en keek naar het zout. “Wat denk jij ervan, Sipp?” Ik zag dat mijn vrouw in stilte instemmend knikte. Ik keek naar Joshua en Kuyani, en zij knikten ook. Jubilee begon te vibreren in mijn hand en ik hoorde haar zeggen, “ik eerst.”
Ik liep naar de rotsrand van de fontein en plaatste het ene einde van de staf in het bittere water van het hart van Cosmos. We hoorden diep uit de grond een kreun komen en de fontein zuchtte van het genezingsproces dat begon. Ik wierp het zout in het water, waarop het water een moment begon te koken en vervolgens nam een briesje de stank op en verwijderde deze uit onze aanwezigheid. Een sfeer van vrede daalde neer op de fontein nu het vervloekte water rust had gevonden in een vredesverbond met zijn Schepper.
Sipporah 203 stak haar hand in het water en bracht het naar haar lippen. “Het is zoet,” zei ze. Terwijl ze iets van het water aan Sippore aanbood, zei ze, “Het is genezen.” 204 We reikten nu allemaal verwachtingsvol uit naar het stromende water en brachten er een paar druppels van naar onze mond. Het was inderdaad zoet, en we voelden hoe het ons lichaam kracht gaf en onze ogen verlichtte, vergelijkbaar met het levende water van de Berg van Openbaring.
“De wateren zijn herenigd,” zei Joshua meteen. “Het levende water is al een aantal dagen naar Cosmos aan het stromen en het lijkt erop dat de staf en het zout het water hebben geholpen om de laatste barrière te doorbreken, die de rivier van het grondwater scheidde. Dit zal zich nu verspreiden en de aarde zal nu genezen. Er zullen grote dingen hieruit voortkomen.”
Na een moment van stilte fluisterde Sippore in het oor van mijn vrouw, “Mijn tijd is nu gekomen.”
“Wat bedoel je?” vroeg ze.
“Hiervoor ben ik geroepen,” verklaarde de duif. “De tijd is gekomen dat ik hoog opstijg om het goede nieuws van het levende water te verspreiden, opdat iedereen gezegend mag worden.”
“Zul je me zo snel verlaten?”
“Nee, ik zal altijd bij je zijn en jij bij mij,” tsjilpte de vogel vrolijk. “Wat ik doe, doe jij. Wanneer ik vlieg zul je de wereld door mij ogen kunnen zien en de harten van mensen van verre doorgronden. Geef me nu aan Joshua.”
Sipporah nam daarop de vogel van haar schouder, haar met twee handen vasthoudend. Joshua nam een scherp mes uit z’n schede. “Je gaat haar toch geen pijn doen?” vroeg mijn vrouw bezorgd.
“Nee hoor, ik zal haar geen pijn doen,” zei Joshua kalmerend. “Kuyani, help me eens.”
Joshua gaf het mes aan Kuyani en stak zijn handen uit. Kuyani begreep wat hij moest doen en met een snelle beweging sneed hij een verbond in de beide handen van Joshua, door er bloed uit te laten komen. Terwijl het bloed uit zijn handen lekte reikte hij naar de duif en mijn vrouw plaatste de duif voorzichtig in zijn bebloede handen. 205
Joshua sprak daarop met een heldere stem en op bevelende toon: “We hebben vandaag de Soevereine hersteld aan Wie iedereen gehoorzaam behoort te zijn. Hij regeert in de hemelen en van het opgaan tot aan het ondergaan van de zon, laat Zijn Koninkrijk kome.” 206
Toen, met een snelle beweging omhoog, gooide hij de bebloede duif in de geurige ochtendbries. De duif barstte uit in een lied van gebed terwijl ze wegvloog: “Genees ons lichaam, genees ons verstand, genees ons hart, en genees ons land, Yahweh…” 207
Terwijl het lied vervaagde hoorden we diep uit de aarde een gerommel komen, en al snel schokte het hele dorp van een aardbeving. Bomen zwiepten heen en weer, gebouwen gleden van hun funderingen af, de aarde tolde om ons heen, maar vreemd genoeg deerde het ons niet. Wij stonden op vaste grond alsof er een sterke rots onder onze voeten lag. Het was ongetwijfeld een naschok van de aardbeving van een paar dagen eerder. We wisten dat een grote genezing was begonnen, die door geen enkele kracht op aarde of onder de aarde kon worden tegengehouden.
Plotseling kwam er een luide schreeuw vanaf een bankje in het park, net buiten gehoorafstand. Een oude man had daar in stilte gezeten. We hadden hem niet opgemerkt, maar nu stond hij daar met zijn handen omhoog geheven en een witte staf in zijn handen. “Ik was blind, maar nu kan ik zien!” schreeuwde hij. Nu hij ons voor het eerst zag, rende hij uitbundig roepend, ietwat onhandig, naar ons toe.
“Gezegend zij u! Gezegend zij u!” riep hij juichend. Toen hij eindelijk voor ons stond vroeg hij ons met grote ogen, “Wat hebben jullie gedaan? Hoe hebben jullie het gedaan?” We vertelden hem in het kort wat we hadden gedaan en hij zei, “Jullie hebben een oude profetie van de fontein hier op het Maanplein vervuld!” 208
“Wat voor profetie is dat?” vroeg ik.
“Heb je het niet gelezen? Het is aan de andere kant van de fontein,” zei hij. “Ik heb het nooit met eigen ogen gezien, maar ik heb het vele jaren geleden met mijn handen gevonden toen ik als bedelaar bij de fontein zat.” We volgden hem naar de andere kant van de fontein en met eerbied gingen zijn vingers over de ruw uitgekerfde letters in de stenen aan de voet van de fontein. We knielden neer en lazen:
When comes humility | Wanneer nederigheid komt |
And two agree | En de twee het eens zijn |
With salt and tree, | Met zout en hout |
The blind will see. | Zullen de blinden zien |
And Jubilee | En het Jubeljaar |
Will set men free, | Zal mensen vrijzetten |
For it is the key | Want het is de sleutel |
to Liberty. | Tot Vrijheid. |
De aardbeving had inmiddels een grote hoeveelheid angstige mensen uit winkels en huizen doen rennen. Zij die dichtbij waren hadden de oude blinde bedelaar horen roepen en al snel verzamelde zich een kleine menigte om ons heen. Nog steeds bang, maar nieuwsgierig. Meer mensen waren te zien die zich ook haastten naar het park om te zien wat er aan de hand was. Ze staarden met ontzetting naar de bedelaar, wiens naam (zoals we later ontdekten) Timaeus was. 209
“Hoe heb je je zicht teruggekregen?” vroeg iemand.
“Ik zat op een bankje in het park,” antwoordde hij, “en terwijl alles stil was bad ik tot de Schepper om genade. Plotseling begonnen mijn ogen te tintelen en de duisternis verdween. Ik zag het licht en keek voor het eerst in mijn leven het plein rond. Ik zag deze vier naast de fontein staan en hoorde een van hen met een luide stem spreken, die zo van de troon van de Schepper leek te komen. Toen zag ik de grond schudden en het hele plein begon te tollen. Voor mij was het toen duidelijk dat zij iets gedaan hadden waardoor mijn ogen opengegaan zijn.”
De menigte keek naar ons, niet wetend wat te denken en zeker niet iets ervan begrijpend. Maar toen bewoog een statig figuur zich van achteruit de menigte naar voren.
“Jozef!” riepen we uit. “Wat goed om je te zien! Waar ben je geweest? Is alles goed met je? We zijn hier gekomen om je te zoeken.”
“Ja, alles is goed. Ze hadden me ontvoerd en ik werd vastgehouden in de plaatselijke gevangenis,” zei hij wijzend naar de andere kant van de straat. “De aardbeving brak de tralies van de gevangenis en de bewakers renden in paniek weg. Ik ben hier naartoe gewandeld, om te zien waarom zich hier een menigte had verzameld.
Joshua antwoordde, “Ik hoorde de Gemeenteraad in Newkirk over jou praten en kwam erachter dat ze samenzweerden tegen jou en je naar Cosmos hadden gestuurd. Daarom kwamen we hier om naar je te zoeken. De Schepper heeft ons op een ongewone manier in staat gesteld om jou te bevrijden – en niet alleen jou, maar ook onze vriend hier, die net genezen is van zijn blindheid.
Jozef keek hem aandachtig aan en stak zijn handen naar hem uit. “Dit is inderdaad goed nieuws, Timaeus,” zei hij zich rechtstreeks tot hem wendend. “Jouw tijd is eindelijk gekomen, en vele andere blinden zullen zien. Ik weet dat je lang op deze dag hebt gewacht.”
“Dat klopt inderdaad,” antwoordde Timaeus, terwijl hij over de schouder van Jozef keek, “maar niet iedereen is blij. Ik zie een paar mensen op ons af komen die niet verheugd zijn.”
Er kwamen ambtenaren, met politieagenten aan hun zijde, op ons af. De stadsmensen gingen opzij om ruimte voor hen te maken. Terwijl ze naderden wees een van hen naar Jozef en sprak luid, “Daar is hij! Arresteer hem!”
De agenten grepen Jozef op ruwe wijze, hoewel hij niet probeerde te ontkomen of tegenstand bood. Terwijl ze hem wegsleepten, hoorde men een van de agenten zeggen, “Meneer, waar moeten we met hem heen? De tralies van de gevangenis zijn kapot.”
“Roep de Gemeenteraad samen,” beval hij. “We moeten maar op straat samenkomen, maar we moeten nu beslissen wat we met deze oproerkraaier gaan doen.”
Enigszins verward keken we elkaar aan, ons afvragend wat ons nu te doen stond. De Schepper had Jozef bevrijd, alleen om daarna weer gearresteerd te worden. Uiteindelijk sprak Sipporah. “Ze kunnen hem niet lang vasthouden. We hoeven ons over hem geen zorgen te maken. De burgemeester en de Gemeenteraad vechten een strijd die ze al verloren hebben. We zouden medelijden met hen moeten hebben, geen angst.”
“Ja, dat is zo,” antwoordde Joshua. “Laten we verder gaan met onze zaakjes hier. De mensen zijn verzameld om het goede nieuws te horen, laten we het daarom met hen delen.”