Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Een man genaamd Anava ontdekt een licht in een grot die hij aan het verkennen is, en heeft een ontmoeting met de Schepper. De openbaring die hij ontvangt, stuurt hem op een missie om licht te brengen aan anderen. Dit is een roman die is ontworpen om bijbelse principes te onderwijzen.
Category - Biblical Novels
De bel schalde drie keer luid en duidelijk over het omvangrijke stadsplein voordat ik door één van de gemeenteraadsleden werd tegengehouden. “Stop met het luiden van die bel!” schreeuwde hij naar me. “Daar mag je niet aankomen. Die bel is verboden terrein voor jou. Het is onze bel en alleen wij mogen deze luiden.”
Ik gehoorzaamde, maar kon de bel niet ontluiden en het duurde niet lang voordat onze vrienden op kwamen draven om te horen of zien of Jozef gevonden was. Ik hield het bloederige shirt omhoog zodat iedereen het kon zien. “Ik vond dit niet ver van het Indiaanse dorp. Het blijkt Jozefs shirt te zijn. Het stamhoofd vertelde me dat hij gisterenavond met Jozef had gepraat en dat hij deze morgen terugkeerde naar Newkirk. Maar het is wel duidelijk dat er iets met hem is gebeurd onderweg. Het lijkt dat er opzet in het spel is en ik kan niet zeggen of hij dood of levend is.”
“Hij zal waarschijnlijk aangevallen zijn door een wild dier,” riep een gemeenteraadslid van dichtbij, waar hij had staan luisteren.
“Ik zag geen spoor van wilde dieren,” vertelde ik aan de volgelingen, terwijl ik mijn best deed om het raadslid te negeren. “Het stamhoofd leek gisteravond vol vertrouwen dat Jozef in leven was. Niet door fysiek bewijsmateriaal, maar door geestelijk onderscheidingsvermogen.”
Kika sprak. Als een gerespecteerd stamlid was hem een naam gegeven die wijsheid betekent. “Als het stamhoofd gelooft dat Jozef leeft, dan is dat omdat hij ervaart dat zijn geest nog steeds bij ons op aarde is. Het is goed als we vertrouwen op zijn onderscheidingsvermogen en doorgaan met het zoeken van Jozef.”
We stemden allemaal in.
“Je zult hem niet hier in Newkirk vinden,” vuurde het Raadslid van achter onze vriendschappelijke kring.
Zijn aanhoudende en onwelkome opmerkingen maakten me wantrouwend, want het leek erop dat hij buitengewoon zijn best deed om ons te overtuigen van Jozefs heengaan. Hij leek allereerst zijn zinnen gezet te hebben op het stoppen van een verder onderzoek en toen hij zich eenmaal had uitgesproken leek hij meer geïnteresseerd in het behouden van zijn positie dan in het ontdekken van de waarheid.
“Laten we doorgaan met het zoeken van Jozef in de stad. Vraag iedereen of ze Jozef deze ochtend hebben gezien. En controleer de Stadsgevangenis,” zei ik, met een wantrouwende blik op het raadslid. “Laten we hier uiterlijk bij zonsondergang weer samenkomen. Maggie en Atsa, komen jullie alsjeblieft met mij mee.”
Iedereen verliet het plein in verschillende richtingen. Ik voelde de drang om met Maggie en Atsa terug naar de berg te gaan om te spreken met de Stem vanuit de barst. Misschien dat de Schepper ons zou vertellen wat er gebeurd was met Jozef en wat we daarmee moesten doen. Ik reed naar de herberg en daar vandaan begonnen we de opwaartse tocht over het bergpad naar de grote gloeiende barst aan de zijde van de berg, uitkijkende over de vallei.
“Hoeveel invloed heeft Jozefs verdwijning op onze groep?” Vroeg Maggie terwijl we omhoog wandelden. “Ik bedoel, ik besef hoe belangrijk hij is voor ons en het lijkt me dat zijn verdwijning de start van onze missie belemmert. Zullen we het werk wel kunnen gaan doen zonder hem?”
“Nee, zijn aanwezigheid is nodig, voor zover ik weet. Dat is waarom ik het raadslid niet geheel vertrouw, want het lijkt erop dat zij een sterk motief hebben om Jozef te kidnappen – zeker toen hij begon te praten over het recht van de Schepper. De raad heeft zich in de loop van de jaren stapsgewijs meer macht toegeëigend en nu de dag des oordeels dichterbij komt is het alleen maar logisch dat het terug zou vechten om zijn positie van macht te behouden.
“Dat klinkt onheilspellend,” zei ze. “Zullen ze niet gemotiveerd zijn om hem te vermoorden?”
“Zeker, maar ik denk niet dat de Schepper zal toestaan dat hij vermoord wordt,” antwoordde ik vlug, “en de woorden van het stamhoofd staan me bij in deze hoop. Als Jozefs aanwezigheid niet zo essentieel zou zijn voor deze missie, dan zou het mogelijk zijn om hem te vervangen, maar het lijkt mij dat zijn dood niet in het plan van de Schepper is. We leven momenteel in een overgang van het ene tijdperk naar een andere. De aarde zucht en kreunt altijd in tijden van grote verandering. Zij die in dit tijdperk regeren willen geen verandering zien, want weinigen van hen zijn geroepen om in het komende tijdperk te regeren. Wat zeg jij ervan, Atsa?”
Atsa was een ander lid van de stamraad, één met de gave van profetie. Zijn reputatie had hem zijn naam gegeven, welke adelaar betekent.
“Wanneer onrechtmatige heersers regeren, dan leven ze in angst,” zei hij. “Hun macht over de mensen mag dan groot zijn, maar ze weten dat ze geen macht hebben over de Schepper wiens gezag ze tot zich hebben toegeëigend. Ze kunnen nooit zeker zijn van de tijd dat Hij Zijn recht zal doen gelden en alle aardse dingen zal herstellen naar de hemelse orde. Eerdere onzekerheid is nu echter veranderd in angst en wanhoop. Jozefs boodschap heeft duidelijk gemaakt dat hun tijd tot een einde is gekomen. Ze zullen doen wat ze kunnen om de Schepper tegen te houden, liever dan zich te moeten bekeren van hun daden. Hun vertrouwen in het eerste verbond heeft hun verstand namelijk vastgezet op de gedachte dat de wil van de mens sterker is dan de Scheppers wil. Hun eigen hart verleidt hen tot de gedachte dat ze het zouden kunnen winnen van het goddelijke plan.”
“Ze hebben een hartsverandering nodig,” zei Maggie. “Als het waar is dat het ‘t plan van de Schepper is om alle mensen naar Zich toe te trekken, dan zal hun hart op een bepaald punt moeten veranderen. Wie weet zullen ze het gevecht opgeven en zich bij ons voegen,” zei ze hoopvol.
“Dat zou inderdaad heel mooi zijn,” antwoordde ik, “maar in elk goed verhaal is een held en een vijand. De beste verhalen hebben ook een verrader. Dit is een episch verhaal wat de Schepper aan het vertellen is en Hij zal het conflict uiteindelijk oplossen. Er is alleen nog een lang hoofdstuk te vertellen en de profetieën laten zien dat er nog een lange tijd verraders en vijanden zullen zijn om te overwinnen. We zullen dit huidige gevecht winnen, maar de meeste van onze vijanden zullen niet verzoend worden tot een bepaald tijdperk. Ondertussen moeten we naar Jozef zoeken.”
Atsa reageerde daarop, “De raad van Newkirk speelt de rol van verrader in ons huidige verhaal. Volgens onze geschiedenis speelde de raad van Kirk dezelfde rol in vroegere dagen. In beide gevallen, de menselijke natuur is hetzelfde, lijkt het erop dat de Schepper het verhaal herhaalt met een nieuwe set personages en een nieuwe context. We zijn gevangen in een grote draaikolk in de modderige stroom van de tijd.
Hij vervolgde, “De ogen van de Schepper hebben de stad Newkirk doorzocht zonder een teken van Jozef te vinden. Ik geloof dat we onze blik moeten verbreden en ook in andere steden verderop in de vallei zoeken. De adelaar vliegt nu zelfs naar het oosten.”
“Ik ben het met je eens,” zei ik. “Als de raad van Newkirk Jozef heeft ontvoerd, dan is het niet waarschijnlijk dat ze het risico zullen nemen dat iemand in het dorp hem kan zien. Ze zouden zeker ook rekening hebben gehouden met onze zoektocht. Het is waarschijnlijker dat ze met anderen hebben samengezworen en hem in een andere plaats vasthouden.”
Op dat moment kwamen we in de laatste ronding van het pad en de gloeiende barst doemde voor ons op. Een constante stortvloed van water stroomde nu uit zijn mond langs de berg naar beneden, over rotsen klimmend en zich voortduwend door gras en bomen totdat het de groene vallei beneden bereikte. We naderden de gloed en gingen zitten op de grote platte meditatierots die uitkeek op de grot.
We sloten onze ogen in stilte en hoorden alleen het geluid van het vallende water wat langs vele rotsen van verschillende afmetingen schraapte en ze toetakelde. De ogen van mijn geest openden zich en ik zag de nieuwe aarde – de aarde zoals het zou moeten zijn, de aarde zoals het bedoeld was, de aarde in eenheid met de hemel, levende stenen, levend water, levende bomen, alles in harmonie met elkaar en met de wil van de Schepper.
Ik zag ook de geest van Maggie en die van Atsa en zij zagen mij. Verenigd als één zijnde, met één hart en één in gedachten, leken we gewichtloos in de aanwezigheid van Zijn Majesteit te zweven. Kleuren weerspiegelden de geur van de Schepper en veranderden met elke goddelijke gedachte. Zijn lach vulde de lucht en we ademden de frisse, levenskrachtige geest van onsterfelijkheid in. Lang verborgen geheimen van leven, begraven met vergeten heiligen in naamloze graven; verloren wijsheiden in haveloze boeken, enkel aangeraakt door wat opgewaaid stof van magiërs en filosofen; verloren kennis door in puin gestorte koninkrijken net voor de hete adem van hun bestemming – dit alles stroomde nu vrijelijk naar ons, door ons wervelende met een verlichting die ooit bekend was bij iedereen, maar nu slechts door enkelen herinnerd werd.
Toen sprak de Stem met een tedere kracht, “De Geest van God de Heer is op u, want ik heb u gezalfd om het goede nieuws te brengen aan de armen. Ik heb u gezonden om verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de Heer uit te roepen, om het recht te doen herstellen in de aarde en om de Trooster te brengen voor hen die treuren om de doden.”
We bleven stil met gebogen hoofden en nederige harten, aangedaan door de kracht, maar gesterkt door de vertrouwde lucht van zekerheid in ieder woord. Er was geen enkele hint voor een mogelijke mislukking, geen duisternis die aan het licht kon ontsnappen, geen wil die zou kunnen blijven staan in Zijn aangezicht, geen wijs advies van een dwaze oude leermeester die Zijn doel zou kunnen proberen te veranderen en geen mix van liefde met een egoïstisch verlangen wat het zou kunnen winnen van deze Pure Liefde.
“Wat zie je?” vroeg de Stem.
“Een berg en een licht vanuit de spleet in de grot,” antwoordde ik.
“Dit is de berg van het huis van de Heer,” zei de Stem. “Jij bent die berg en het licht is in jou. Vandaag zul je weten dat de berg is opengebroken en dat de sluier is gescheurd. Een licht schijnt vanuit jou een verduisterde wereld in.”
“Sta op, schijn,” vervolgde de Stem, “want jouw licht is gekomen en over jou schijnt de luister van de Heer. Duisternis bedekt de aarde en diepe duisternis rust op de mensen, maar Ik zal opstaan in jou en door jou en Mijn glorie zal over jou verschijnen. Je zult leven en niet sterven!”
Onze geest werd helder als de zon. We kregen voor het eerst de ogen van God en we zagen wie we echt waren, geestelijke wezens, lang gesluierd geweest door ons aardse vlees, niet alleen verborgen voor de wereld, maar ook door de ogen die ons nagelaten waren door onze voorouders. We konden niet verliezen, want we waren deel van de Scheppers vlees en bloed en Hij verliest of faalt in geen enkel doel of plan.
De zon stond stil in deze werkelijkheid van licht, waar de tijd vervangen is door bestemming. Hoewel het allemaal in een mum van aardse tijd plaats vond, brachten we een eeuwigheid door in Zijn aanwezigheid op de nieuwe aarde. Daar zagen we met één oog, hoorden met één hart en kenden in één gedachte alles wat de Schepper had voorbereid voor hen die Hem liefhebben.
Toen uiteindelijk de tijd voor ons aanbrak om terug te keren in de matte wereld van de menselijke realiteit, droegen we het Hemelse Mandaat bij ons. Alle overgebleven angst voor tegenstand was verdwenen. Er lag nu een vrijmoedigheid op ons, want we wandelden in een nieuwe wetenschap, de openbaring dat we niet slechts vertegenwoordigers waren, maar ook zonen, nakomelingen van Zijn Wezen, onverslaanbaar voor zo lang als Hij wil, het leven overwinnende en de dood elke overwinning te ontzeggen.
Toch voelde we tijdens onze terugreis naar de vallei het gewicht van de aarde op onze schouders. We droegen elk een portie goddelijke verantwoordelijkheid, wat ons toebedeeld was naar gelang onze roeping. Toch was iets in ons veranderd, onze blik op de werkelijkheid, ons persoonlijk bewustzijn, ons begrip van ons kleine deel aan een heel groot plan. Maar bovenal wisten we dat wij niet van onszelf zijn. Wij behoren onszelf niet toe, want we zijn het eigendom van de Ene die ons gemaakt had en ons het leven had gegeven.
“De adelaar,” zei Atsa, naar het oosten wijzend. Het vloog naar ons toe, totdat het op de top van een nabije boom neerstreek. “Bomen zijn mensen,” informeerde Atsa ons. “Hij heeft Jozef gezien.”