Latest Posts
View the latest posts in an easy-to-read list format, with filtering options.
Wat het bijbels en ervaringsgericht betekent om de stem van God te horen en te wandelen in de Geest van openbaring, in tegenstelling tot het horen van de afgoden van het hart. Velen zeggen dat dit ons meest waardevolle boek is.
Category - General
Het verstaan van Gods stem is erg subjectief en is daarom moeilijk om te onderwijzen of zelfs uit te leggen. Het zou veel makkelijker zijn als God hoorbaar tot ons zou spreken, hoewel het probleem dan zou zijn om te begrijpen en goed toe te passen wat Hij heeft gezegd. Door mijn eigen ervaring en door het praten met anderen heb ik geconcludeerd dat er geen specifiek voordeel zit aan het hoorbaar horen van Gods stem (behalve voor de doven). De kwaliteit van de openbaring is niet afhankelijk van de luidheid van Zijn stem.
Eens wilde Elia wat van God weten toen hij in een grot op de berg Horeb zat. Eerst waaide er een grote en sterke wind ‘maar de HEER bevond zich niet in de windvlaag’ (1 Koningen 19:11). Daarna was er een aardbeving, ‘maar de HEER bevond zich niet in de aardbeving’. Hetzelfde gebeurde met het vuur. Uiteindelijk, ‘na het vuur klonk het gefluister van een zachte briesen’,ditbleek de stem van God te zijn. Elia’s ervaring met het horen van een ‘zachte bries’ was bedoeld om ons te leren dat God tot ons wil spreken vanuit ons binnenste en niet van buitenaf met een donderde stem. Het is Gods verlangen dat we geestelijke oren ontwikkelen zodat we Hem in elke situatie of door elk persoon horen spreken, hoe eenvoudig de bron ook is.
Eigenlijk is een deel van Gods training dat Hij tot ons spreekt op veel verschillende manieren. Hij doet dit om te voorkomen dat we in een sleur vervallen en Hem alleen kunnen horen via bepaalde personen. Misschien wel het grootste probleem van de kerk van vandaag is dat veel christenen God alleen maar kunnen horen via de dominee of de voorganger of een gevierde profeet en via niemand anders. Ze kunnen Gods stem niet verstaan door het kleine kind, de bezoeker of de gast, de bekende ‘ketter’ of de vijand. Dit komt deels door het controleapparaat in de structuur van de Kerk wat gerechtvaardigd wordt door het feit dat de dominee de schapen voor de wilde beesten moet beschermen. Maar vaak is het onderliggende motief om mensen afhankelijke te maken van hun eigen Kerk of voorganger om hen zodoende binnen de Kerk of de denominatie te houden.
Helaas leidt deze ‘bescherming’ vaak tot blokkering van de geestelijke groei van de mensen. Men kan niet echt leren Gods stem te verstaan zonder ook te leren om te gaan met openbaringen die van de afgoden van iemands hart komen. Leiders moeten zelfs toestaan om valse profetieën vrijuit uitgesproken te laten worden om mensen zelf te laten leren onderscheiden waarom het een valse profetie is. Dit is ook onderdeel van Gods training. Hiervoor heeft God ons wetten en principes gegeven waardoor we kunnen weten en kunnen onderscheiden wat waar en wat vals is. Maar als er slechts een mening is toegestaan kunnen de mensen de kunst van het geestelijk onderscheiden nooit oefenen.
Het is ironisch en zelfs een beetje tragisch dat voorgangers in het dilemma zitten dat ze enerzijds willen dat de leden geestelijk groeien en hen anderzijds als geestelijke baby’s willen houden, omdat ze straks anders oud genoeg zijn om het huis te verlaten. Het is de Godgegeven plicht van leiders om op te treden als geestelijke vaders. Dat betekent dat ze op een bepaalde manier zichzelf uit hun baan werken. Ze zouden mensen op moeten voeden naar geestelijke volwassenheid zodat zij weer geestelijke vaders kunnen zijn voor andere baby’s in Christus.
Maar net als onze eigen kinderen zelden instemmen met al de ideeën en waarden van hun vaders, zo is het ook met geestelijke kinderen. Het gevolg is dat geestelijke groei te vaak geofferd wordt op het altaar van eenheid. Voorgangers vrezen diversiteit want ze stellen dit gelijk aan verdeeldheid – wat inderdaad vaak ook zo is. Maar de oplossing is niet om de diversiteit aan ideeën of openbaring te bevechten. De oplossing is om mensen een hart van liefde bij te brengen zodat deze diversiteit niet tot verdeeldheid of zelfs een afscheiding leidt. In een onvolmaakte wereld is dit moeilijk om vol te houden, maar het is de verantwoordelijkheid van de geestelijke vaders om een voorbeeld van christelijke liefde voor te leven. De meeste mensen zouden gehoor geven aan zulke voorbeelden en degenen die dat niet doen zijn vrij om weg te gaan.
Nu ik terugkijk zie ik dat ik Gods stem vaak gehoord heb in mijn vroege leven. Op een bepaalde manier wist ik zelfs dat God tot me gesproken had, of dat Hij Zich op z’n minst af en toe aan me openbaarde. Ik denk dat de meeste oprechte christenen voorbeelden in hun leven kunnen aan wijzen waar God Zich op een bepaalde manier in hun leven inmengde. Eigenlijk is dit waarom we weten dat er een God is. Niet door wetenschappelijke metingen maar door de subjectieve manier waarop God Zich op een persoonlijke manier inmengt in ons leven. Deze ervaringen worden een deel van ons zijn, onze geestelijke genen, en we kunnen het bestaan van God niet meer ontkennen net zoals we de lucht, die we inademen en die we niet kunnen zien, niet kunnen ontkennen.
Ik ben opgegroeid in een evangelische kerk als de zoon van een zendeling. Ik kan me geen tijd herinneren dat ik niet in God geloofde. Toen ik zeven was werd ik overgehaald om ‘mijn hart aan God te geven’ en toen werd me verteld dat ik ‘gered’ was, maar ik weet dat, lang voor het bevestigd werd bij welk Kerkaltaar dan ook, ik geloofde in God.
Van grotere betekenis was het toen ik gedoopt werd in een rivier op de Filippijnen toen ik twaalf was. Ik had het dopen afgehouden omdat ik nog niet volmaakt was en in mijn jonge gedachten had ik de Kerkleer zo geïnterpreteerd dat ik eerst volmaakt moest zijn omdat ik anders niet gered was. Ik had God natuurlijk honderden keren om redding gevraagd, maar altijd zondigde ik de volgende dag op de een of andere manier weer – misschien door ruzie te maken met een ander zendingskind of door het verliezen van mijn geduld. Dit duidde er voor mij op dat ik God nog niet oprecht genoeg om redding had gevraagd. Ik bedoel, als ik het echt oprecht had gevraagd zou ik niet zo snel weer gezondigd hebben.
Dus kon ik niet met een eerlijk geweten met de andere kinderen gedoopt worden die dag in mei 1962. Maar slechts twee uur voor de geplande gang naar de rivier bracht God me in mijn gedachten dat zelfs de zendelingen zelf niet volmaakt waren. Ik had sommige zendelingen over anderen horen vertellen dat ze ruzieachtig en moeilijk tevreden te stellen waren. Het was redelijk duidelijk dat zij dezelfde problemen hadden als ik met mijn twaalf jaar. En toch twijfelde ik er niet aan of ze christenen waren. Daarom begreep ik dat je niet volmaakt hoefde te zijn om gered te worden, want als dat zo was zou de Kerk zelf in grote moeilijkheden zijn.
Die dag in mei 1962 ben ik gedoopt. Wat belangrijker is, God had tot mij gesproken in een stille zachte stem en mijn hele leven veranderde vanaf die dag. Ik wist vanaf die dag dat ik christen was – niet omdat ik gedoopt was, maar door goddelijke openbaring. Door het horen van Gods stem was er een geloof geboren op een niveau wat ik nog niet eerder had ervaren.
Ik was zes jaar pastoraal medewerker in Arizona van 1975 tot 1981 en stichtte toen mijn eigen kerk in Nieuw-Mexico. Maar God had andere plannen voor me. Ik had al van jongs af aan geweten dat ik tot de bediening was geroepen, maar tegelijkertijd wist ik ook dat ik niet geroepen was om voorganger te worden. Toch werd er als pastoraal medewerker van me verwacht dat ik een opleiding zou volgen om op een dag mijn eigen kerk te beginnen. Het leek alsof ‘de bediening van het woord’ gelijk stond aan het voorganger-zijn.
Toen ik uiteindelijk mijn eigen kerk stichtte in 1981, duurde deze bediening slechts enkele maanden. Toen haalde God me op een redelijk harde manier uit mijn kerk en stelde me onder een correctieve tijd cyclus van 414 dagen die we ‘vervloekte tijd’ noemen (zie ons boek ‘Secrets of time’). Gedurende deze 414 dagen in 1982 bracht God me bijna tot aan het eind van mezelf. Pas toen leerde ik Gods stem te verstaan op een manier die ik nooit voor mogelijk had gehouden.
Ik trad terug als voorganger van de kerk op 5 december 1981 en besteedde het volgende jaar aan het zoeken naar God, niet wetend welke richting Hij op wilde met mijn leven. Een ding wist ik bijna direct zeker: ik wist dat ik nooit meer een voorganger zou zijn. Ik wist van jongs af aan dat dit niet het type bediening was dat God voor mij bedoeld had. En dus, hoewel ik door zes verschillende groepen gevraagd werd voorganger te worden, wees ik ze allemaal af. In februari 1982 leerde ik een familie in Texas kennen die wisten hoe ze moesten bidden en Gods stem verstaan. Voor de eerste keer in mijn leven zag ik dat het mogelijk was om te bidden en directe antwoorden van God te krijgen! Dit was revolutionair.
Op 20 maart in 1982 kwam ik op het punt dat ik wist dat ik zelf God moest horen. Had God me verworpen? Had Hij me vergeten? Was ik echt door God in de bediening geroepen? Zo ja, welke bediening dan? Ik knielde neer op de vloer van het kleine huisje in de bossen van Wisconsin en bad met heel mijn hart dat ik Zijn wil mocht kennen voor mijn leven. Ik kreeg toen geen openbaring, maar tien dagen later ging ik naar een Pasen conferentie in Lexington, Kentucky, waar ik God hoorde.
Op de eerste morgen van deze conferentie op 1 april 1982 hadden ze een gebedsbijeenkomst voor mensen met noden. Daar kwam een man, die ik nog nooit had ontmoet, van achteren op me toe gelopen om voor me te bidden. Hij legde zijn hand op mijn schouder en begon te profeteren. In die profetie gaf God me antwoorden op al mijn vragen die ik Hem gesteld had op 20 maart. Ik had al een paar keer profetieën gehoord op eerdere conferenties, maar dit was de eerste keer dat God direct en persoonlijk op deze manier tot me had gesproken.
Toen wist ik waarom God de Kerk profeten heeft gegeven (Efeze 4:11) en waarom we de gaven van de Geest in de Kerk vandaag nog steeds nodig hebben. Misschien hebben anderen na de eerste eeuw niet de behoefte gehad om een woord van God te ontvangen, maar ik zeker wel. Het manna van dat woord onderhield me de rest van dat ontzettend moeilijke jaar.
Zeven weken later ging ik naar Canada voor een conferentie op de tijd van Pinksteren (eind mei). Toen had ik geen auto en heel weinig geld. Dus kocht ik een enkeltje omdat ik tien dollar te kort kwam voor een retourtje. Eén van de geweldige sprekers op die conferentie was broeder Gustav Hoyer, een professors professor, wiskundige, astronoom en Bijbelleraar met een mooie geest. Het enige wat ik me herinner van wat hij zei, wat genoeg indruk op me maakte om het op te schrijven in mijn dagboek, was dit: “Het allereerste wat we nodig hebben is de gave van onderscheiding.”
Ralph Barney en John Green gaven een zeer gezegende lezing op de laatste avond van die conferentie over het gaan door het derde voorhangsel. Er kwam een oproep aan hen die konden horen om naar voren te stappen en te verklaren ‘door geloof stap ik door het derde voorhangsel in het Heilige der Heiligen’. Ik was een van de velen die dat deden. Ik weet niet hoe het anderen heeft geraakt, maar het had een zeer duidelijk effect op mijn leven, want vanaf dat moment en de maanden erna merkte ik dat iedere keer als ik bad de geest van God op me kwam. Ik kon het fysiek voelen. Eerst dacht ik dat het toevallig was, maar het bleef zelfs nadat ik naar huis gegaan was.
De laatste dag van de conferentie vond ik een beetje tijd om piano te spelen (een hobby waar ik zo nu en dan van geniet). Terwijl ik aan het spelen was liep er van achteren een vrouw naar me toe en stopte iets in mijn borstzakje. Toen ik klaar was met spelen van het lied keek ik wat het was. Het was tien dollar. God herinnerde me eraan dat Hij al mijn noden kent en erin zou voorzien en me altijd zou onderhouden.
Ik ging terug naar huis op 26 mei. De volgende dag begon ik serieus te bidden en te vasten om Gods stem te kunnen verstaan en Zijn aangezicht te zoeken als voorbereiding voor de bediening. Op de derde dag van het vasten bestudeerde ik Jezus’ 40 dagen van vasten in de wildernis en hoe Hij de verleidingen overwon. Dit deed me besluiten desnoods 40 dagen te vasten om Zijn stem te kunnen verstaan! Maar God betoonde genade over mijn onwetendheid en gaf mijn Texaanse vrienden een woord voor mij die avond. Ze belden me om twee uur ’s nachts onder verontschuldigingen om me dit woord door te geven:
“Steve heeft goed begrepen dat hij moet vasten in deze tijd als voorbereiding op een grote leersprong die hij bijna gaat maken… Drie dagen zou voor hem moeten volstaan om genoeg vuil van de wereld weg te halen zodat Mijn Geest vrij door zijn lichaam, dat Mijn tempel is, kan vloeien… Je moet niet te lang vasten, want dat zou je lichaam verzwakken.”
Zij wisten niet dat ik zojuist drie dagen van vasten had gehad, dus wist ik dat dit een woord van God was om NIET meer te vasten. Terugkijkend zie ik dat de mogelijkheid om Gods stem te verstaan niet wordt verkregen door vasten of enige andere inspanning. Het kan soms helpen, maar het is niet de beslissende factor. Het is meer een zaak van gerichte aandacht en oplettendheid. Ik kwam tot het punt van horen door mijn aandacht volledig op God te richten met een innerlijk verlangen om Zijn stem te verstaan dat alle andere verlangens oversteeg. Door mijn aandacht op Hem te richten werd ik me meer en meer bewust van Zijn aanwezigheid en kon me daarom beter op Hem afstemmen en Hem horen.
Op 5 juni 1982 stond ik vroeg op en ging naar de kerk van mijn schoonvader om alleen te kunnen bidden. Eerst vertelde ik God alles wat ik Hem moest vertellen zodat ik mijn gedachten kon ontdoen van stoorzenders (onze behoefte om tot Hem te spreken en ons hart uit te storten leidt ons af van het Hem horen spreken). Toen werd ik stil en richtte mijn aandacht op Hem en vroeg Hem tot me te spreken.
Al gauw had ik het idee dat God tot me sprak en dus schreef ik alles wat ik ‘hoorde’ op een blocnote. Ik hoorde maar een paar dingen en wist niet eens zeker of dit gewoon ‘mezelf’ was of God. Ik heb sindsdien geleerd dat de stille zachte stem eerst niet te onderscheiden is van je eigen gedachten. Eigenlijk kunnen we het verschil alleen leren als we volhouden en Zijn woorden opschrijven. In mijn aantekeningen schreef ik: “Ik vroeg God om bevestiging zodat ik weet of het van Hem komt of dat het gewoon mijn eigen echo’s zijn.”
De volgende dag belden mijn Texaanse vrienden weer. Ze hadden gebeden: “Heer, Steve lijkt op een kruispunt te staan en vraagt om Uw leiding.” De Heer zei tot hen:
“Steve ontvangt mijn leiding al en is Mijn geliefde. Hij heeft nog niet geleerd om Mijn woorden te horen zoals jullie, maar de mogelijkheid om Mijn aanwezigheid op te merken en Mijn zegening en bevestiging is een grote stap voorwaarts… Iedereen die Mij zoekt, kan Me vinden als ze echt hun harten openen. Ze zullen Me vinden in hun eigen ziel waar Ik altijd in de verborgen plaats ben geweest… Steve moet ook gaan waar Ik hem leiden zal. Hij leert snel van Mijn geestelijke waarheid… Je moet altijd in geloof wandelen en niet in vrees. Je moet ook weten dat Mijn liefde en bescherming en leiding overal met je mee gaan en met iedereen die Mij oprecht zoekt.”
Ook dit keer wisten zij niet dat ik Gods stem al begon te verstaan en dat ik Hem om bevestiging had gevraagd. Eigenlijk verbaasde dit woord me een beetje omdat zij dachten dat ik nog steeds worstelde om te kunnen horen. En toch vertelde God hen dat Hij me al leidde. Ze belden om me dit woord over te brengen. Toen ik ze vertelde van mijn recente ‘horen’ waren ze dolgelukkig en zeiden: “Oh, nu snappen we dit woord pas! We dachten dat God misschien bedoelde dat Hij je leidde door omstandigheden in het algemeen.”
Dit is hoe ik te weten kwam dat ik inderdaad door het voorhangsel gegaan was en in een nieuwe relatie met God gekomen was die ik nog niet eerder had ervaren. Naarmate de tijd verstreek begon ik te begrijpen dat we allemaal Gods stem horen. Het probleem is het herkennen dat het God is en niet onze eigen gedachten. We horen constant twee stemmen: de stem van onze eigen gedachten (ons geweten) en Gods stem. De grote uitdaging is om onderscheid te maken tussen de twee.
Het geweten wordt door mensen gevormd. Onze ouders, leraren, speelvrienden en anderen vormen ons geweten in onze jonge jaren. De afgoden van ons hart regeren over het geweten. Het geweten is alleen dan een goede gids als het in overeenstemming komt met de stem en het karakter van God. Dit gebeurt alleen als de afgoden omvergeworpen zijn.
Eerst heeft de stem van God de neiging om in conflict te zijn met de stem van onze gedachten en vaak vechten we tegen Hem. Het is een strijd tussen God en de afgod. Degene die wint wordt de overheerser in dat deel van het leven. Als de afgod wint, kunnen we God niet juist verstaan in dat deel van ons leven tot op een zekere dag God de afgod uitdaagt en hem overwint. Het uiteindelijke doel is de vernieuwing van onze gedachten zodat ons geweten altijd in volle overeenstemming is met de stem van God.
Na het herkennen van Zijn stem vroeg in juni 1982 koesterde ik me de volgende weken in het licht van Zijn stem. Hij gaf me veel openbaringen die bewezen hebben fundamenteel te zijn voor de bediening die Hij voor mijn leven had en voor mijn besef van Zijn wegen. Deze zijn persoonlijk en dragen niet direct bij aan de bedoeling van dit boek, wat Zijn stem horen is. Maar ik leerde een zeer belangrijk principe, grotendeels per ongeluk, maar waarvan ik weet dat het goddelijk geïnspireerd is. Het is de wet van de twee getuigen.
Kort nadat ik begon te horen vroeg ik God om een wat ik noem ‘persoonlijk vers uit de Bijbel’. Toen gaf Hij me een Bijbelvers wat ik opzocht om te zien wat er stond. Vanaf het begin viel het me op dat de verzen die Hij me gaf altijd betrekking leken te hebben op het woord wat Hij eerder tot me had gesproken. Uiteindelijk begreep ik dat Hij Zijn woord bevestigde door de tweede getuige en dat de Geest en het Woord getuigden van de waarheid.
Dit was een simpele manier om een directe bevestiging te krijgen van Zijn woord. Later zou ik zien dat de Geest dit niet alleen als dubbele getuige wilde gebruiken, maar ook als gelegenheid om me het geestelijke principe achter het geschreven woord duidelijk te maken. Mijn dagboek staat sinds die tijd vol met aantekeningen waar de Geest van God me onderwees in hoe Gods wet handelt in dingen als geestelijke oorlogvoering, voorbede en het bedienen van echte gerechtigheid en genade aan anderen. Hierdoor begon ik de bedoeling van de wet te leren en niet alleen de uiterlijke toepassing.
Ik leerde nog niet echt iets van geestelijke oorlogvoering, tot Zijn gesproken woord getest was door vuur dat verder ging dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Ik was te jong in deze dingen om te weten dat alles waar God van houdt Hij eerst doodt – eerst Jezus Christus en daarna iedereen – zodat we één met Hem kunnen worden en ons kunnen identificeren met Zijn dood. Ik denk dat ik ten onrechte geloofde dat Hij ons slechts tot de rand van de afgrond zou testen maar ons er nooit overheen zou duwen. Ik ontdekte echter dat Christus de weg naar het kruis voor ons allen voorging, want Hij vraagt ons geen dingen te verdragen die Hij Zelf niet bereid was te verdragen. Hij stierf, niet zodat wij de dood konden ontlopen, maar om ons te leren om te sterven met een bedoeling en een doel.
Gedurende de maand juni in 1982 had God me woorden van troost gegeven waarin Hij me zei niet te vrezen voor de toekomst, maar geloof te hebben dat Hij zou voorzien en me zou leiden. Ik verwachtte dat Hij met grote kracht en majesteit me uit mijn problemen zou verlossen. In plaats daarvan leerde ik dat wanneer Hij komt om ons te redden Hij ons slaat, net zoals Hij Zijn eniggeboren en innig geliefde zoon deed. Het gebeurde dat mijn situatie tot een climax kwam in juli 1982. Door zeven maanden zonder werk gezeten te hebben (en op geen enkele manier een baan kreeg, hoe hard ik ook probeerde) was ik zo ver dat ik niets over had dan mijn familie. Als God me niet begin juli redde, zou ik ten onder gaan onder de schulden en zou ik als een slaaf zonder loon moeten werken (bijna letterlijk).
Op 9 juli 1982 bad ik God of Hij me zou verlossen zoals Hij had beloofd. Ik kreeg Habakuk 2:3.
3 Het visioen wacht tot zijn tijd gekomen is, het getuigt ervan, het liegt niet. Ook al is het nog niet vervuld, wacht maar, het komt zeker, het zal niet uitblijven. 4 Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw.
Dit was zeker geen goed teken. Ik hoopte dat wat God bedoelde de laatste zin van vers 3 was, wat aangaf dat het gezicht NIET zou ‘uitblijven’. Ik deed de Bijbel dicht en probeerde er verder niet aan te denken. Dit was zeker geen woord wat ik wilde horen. God zou me dit zeker niet aan doen. Ik had immers al mijn geloof in Zijn verlossing gesteld. God zou mijn geloof zeker honoreren. Ik wist toen niet dat God tot ons spreekt om ons geloof te geven en dat Hij dan geduld toevoegt aan ons geloof, wat alleen komt door beproeving en verdrukking. Jakobus 1:3 zegt, ‘wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid’. Romeinen 5:3 zegt dat ‘ellende tot volharding leidt’. Ik wilde absoluut geen geduld leren. Ik wilde dat God het me op de makkelijke manier zou geven. Maar dat deed Hij niet.
De volgende dag (10 juli 1982) sprak Hij dit tot me:
“U hebt veel voor me verdragen en Ik zal u verlossen. Maar ga eerst naar Egypte. Daar zult u Mijn machtige werken zien. Het is nodig dat u eerst naar Egypte gaat. Wees niet bevreesd om daar heen te gaan want Ik zal altijd met je zijn. Ik zal je niet afsnijden. Ik zal doorgaan met tot je te spreken en je iedere dag nieuwe dingen leren.”
Vader, wa t betreft Uw vroegere beloften aan mij?
“Die zijn slechts vertraagd zoals Ik gisteren zei. Ze zullen zeker vervuld worden, alles wat Ik heb gesproken. Als u net als Jozef aan de macht zou komen, moet u net als hij eerst naar de kerker. Vrees niet, want Ik zal u alles leren wat Ik hem ook geleerd heb en tot u spreken zoals Ik tot hem gesproken heb.”
Waaraan zal ik weten dat U tot me gesproken hebt? Vroeg ik redelijk boos.
Jakobus 1:19… Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden.
Later, nadat ik wat was bedaard: waarom moet de openbaring uitgesteld worden?
Jakobus 1:2-4… 2 Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. 3 Want u weet: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. 4 Als die standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn, zonder enige tekortkoming.
Daarna zei Hij slechts: “Je hebt veel van Me gevraagd.”
Ja, dat was waar. Ik had inderdaad veel van Hem gevraagd. Net als ieder ander wilde ik Hem kennen en de kracht van Zijn opstanding. Ik had gewild dat Hij me zou gebruiken in het opbouwen van Zijn koninkrijk. Misschien was het slechts vleselijke ambitie gekleed in een geestelijk jasje, maar ik wilde geen gemiddelde christen zijn die weinig ziet, niets hoort en nog minder weet. Maar ik las in de Bijbel die sprak over regeren met Hem en ik wist dat ik daar deel van uit wilde maken. En zodra ik ontdekte dat God zelfs vandaag de dag tot mensen spreekt wist ik dat ik nooit meer tevreden zou zijn totdat ik dit deel van het christen-zijn helemaal had uitgespit.
En zo begon een neerwaartse spiraal in volledige dood en afbraak tot ik alle hoop van ooit nog het licht te zien had verloren. Ik verhuisde mijn gezin naar Minnesota om voorgoed bij mij ouders te wonen. Ondertussen leed mijn moeder heel erg aan kanker en ik moest helpen om voor haar te zorgen terwijl mijn vader werkte om alles te onderhouden. Ik werkte, zonder hoop dat ik betaald zou krijgen, om een schuld af te betalen. Mijn vrouw kreeg een baan als hulp voor verpleegkundigen in een verpleegtehuis. Toen kwam een van mijn dochters thuis met nierproblemen. Geen enkel gebed haalde iets uit. Zelfs als ik een andere manier wist, had ik geen geld voor andere zorg. Uiteindelijk moest ik voor haar een sofinummer en een ‘green card’ aanvragen zodat ze naar het ziekenhuis van de universiteit van Minnesota kon voor behandeling.
Uiteindelijk kwam ik, op 23 oktober 1982, in de ‘donkere wolk waarin God aanwezig was’ (Exodus 20:21). Die dag stierf ik. Ik had geen geloof meer over dat Hij Zijn beloften aan mij zou vervullen. Wat me nog het meest pijnigde was dat ik wist dat God echt tot me had gesproken, maar dat Hij me op de een of andere manier verstoten had. Terwijl ik terug naar huis liep, nadat ik met mijn vrouw dwars door de stad naar haar werk was gelopen, vroeg ik God me met rust te laten en me een normaal leven te laten leven net als ieder ander. “Ik zou m’n hond nog niet zo behandelen” zei ik in totale ontreddering. In mijn aantekeningen voor die dag schreef ik dit:
“Ik denk dat ik zowat aan het eind van mijn latijn ben. Ik kan net zo goed toegeven dat ik geruïneerd ben en dat ik helemaal opnieuw moet beginnen in een of ander nieuw leven. Geloof is te onpraktisch. Ik kan net zo goed toegeven dat het niet werkt, tenminste niet voor mij. Hoe meer ik problemen met de juiste houding probeer aan te pakken, des te meer slaat Hij me. Het is alsof Hij aan het proberen is om me te ruïneren en de handdoek in de ring te laten gooien. Tot nu toe heb ik alle slagen opgevangen en ben telkens teruggekomen om te vechten. Misschien als ik opgeef en stop dat Hij me met rust laat. Het is niet eerlijk en evenmin is Hij rechtvaardig door het een te beloven en het ander te doen. Als Hij me zo nu en dan een bemoediging zou geven, zou ik het vol kunnen houden. Maar ik ken mensen die hun medewerkers beter kunnen managen dan God doet. Ik geef het proberen Hem te behagen gewoon op. Ik stop ermee”.
Terwijl wanhoop me overstroomde was ik de volgende 42 dagen als dood. Gedurende deze tijd kon mijn vrouw de druk niet meer aan en zei dat als de situatie de eerste van het volgende jaar niet verbeterd was, ze de kinderen mee zou nemen naar Wisconsin om bij haar ouders te gaan wonen. Ik wist dat ze gelijk had, maar er was niets dat ik kon doen om de situatie te veranderen.
Mijn moeder was nu bijna compleet aan bed gebonden en had me meer dan ooit nodig. Dus bad ik – ik informeerde God meer – dat als de situatie voor het einde van het jaar niet zou verbeteren ik mijn koffer zou pakken en naar het zuiden zou liften met het gezin. En als niemand ons een lift zou geven, zouden we er wel heen lopen. Ondertussen wist ik natuurlijk dat Hij me makkelijk zou kunnen verhinderen dit te doen als Hij dat zou willen. Er zat niks anders op dan te wachten op wat God zou doen.
Op 4 december 1982 begon de verhuizing. Het was tot op de dag af 1 jaar na het opzeggen van mijn bediening in de kerk van Nieuw Mexico. Ik kreeg een bundeltje nieuwsbrieven van het Net van Gebed. Het lezen van deze nieuwsbrieven duidden het einde van mijn beproeving aan, want vanaf nu begon ik Gods bedoeling met mijn beproeving te begrijpen. Weer op de dag af een jaar nadat ik daadwerkelijk uit Nieuw Mexico wegging, kreeg ik een telefoontje uit Arkansas met het aanbod van een baan als typograaf van een nieuw bedrijf.
Het was 30 december 1982. God had mijn deadline gehaald en ik hoefde niet naar het zuiden te liften. Iemand kwam met een bus om ons naar Arkansas te verhuizen. We verlieten Minnesota op 22 januari en kwamen de 23ste aan in Batesville in Arkansas.
Het was precies 414 dagen na mijn ontslag op 4/5 december 1981 tot januari 22/23 1983. Mijn ‘vervloekte tijd’ zat er eindelijk op. Het had me erg geholpen als ik toen meer wist van de tijden. Maar tot 1991 wist ik niets van ‘vervloekte tijd’. Wanneer volken onder ‘vervloekte tijd’ zitten, zijn het cycli van 414 jaar. Als het betrekking heeft op persoonlijke, individuele situaties zijn het cycli van 414 dagen. Maar dat is iets voor een ander boek.
De nacht voor ik Minnesota verliet had ik een lang gesprek met mijn moeder, wetend dat het de laatste keer zou zijn dat ik haar levend zag. Ze vertelde me dat ze had gebeden en dat ze wist dat het Gods wil was dat we naar Arkansas zouden verhuizen. Ze had vrede en was al ingegaan in Gods rust voor ze stierf op 15 februari. Mijn moeder was een opmerkelijke vrouw. Haar gebeden en geloof hebben mijn leven meer gevormd dan van ieder ander persoon.
In mijn boek “Secrets of Time” liet ik zien hoe God altijd 76 jaar lijkt toe te voegen aan het einde van de periode van 414 jaar om zo ‘gezegende tijd’ (490 jaar) te krijgen. Het getal 76 duidt op een tijd van reiniging en herstel om ons helemaal in de perfecte wil van God te krijgen. Ik was geen uitzondering. Na de periode van 414 dagen voldaan te hebb en, kwam ik met de laatste periode van 76 dagen in ‘gezegende tijd’. De periode van 76 dagen liep van 23 januari tot 9 april 1983. Hoewel ik helemaal niets wist van deze tijdcycli, hield ik nauwkeurig een dagboek bij, wat me in staat stelde om dit tien jaar later te ontdekken.
Op 27 januari nam ik het vliegtuig naar Nieuw Mexico om de spullen, die daar het afgelopen jaar opgeslagen hadden gestaan, naar Arkansas te brengen. Op 1 februari kreeg ik een bericht van het Net van Gebed (waar ik me 16 januari 1983 formeel bij had aangesloten) dat we werden opgeroepen tot geestelijke oorlogvoering op 7 februari. Ik besloot een vasten van 7 dagen te houden. Gedurende dit vasten viel het me op dat Gods profetie van 10 juli 1982 vervuld was toen Hij zei dat ik als Jozef de kerker in moest. Jozef was 12 jaar in de gevangenis; ik begon er na, op de dag af, 12 maanden uit te komen.
Op 9 februari, toen ik aan het bidden was, overviel het gevoel me dat ik naar Nieuw Mexico en Arizona moest om het verleden te verzoenen en dat ik op 8 april weer terug thuis moest zijn. Ik hoorde hem ook het vers uit het boek Jona citeren: “Nog 40 dagen dan wordt Nineve weggevaagd!” Ik interpreteerde dit als dat ik een reis van 40 dagen moest maken. Als die op 8 april klaar moest zijn, moest ik op 28 februari weg.
Ik wilde echt niet zo’n lange reis maken en ook de confrontatie met het verleden stond me niet aan. Zij hadden me immers gedwongen de bediening te verlaten en mijn ontslag gevraagd. Het leek mij dat ik degene was die onrecht was aangedaan en letterlijk alles had verloren. En nu vroeg God me een lange en dure reis te maken om met het verleden te verzoenen, verontschuldigingen aan te bieden en er niets voor terug te vragen. Dus schreef ik brieven met de vraag de kerkleiders van Arizona en Nieuw Mexico te spreken en reed ik snel naar het postkantoor om ze te verzenden voor ik niet meer kon van de zenuwen.
Dezelfde avond ontvingen we van de huisbaas het bericht dat hij zojuist het huis had verkocht en dat we binnen 30 dagen moesten verhuizen (voor 10 maart). Het leek alsof mijn reis zojuist onmogelijk was gemaakt. Er waren vier ‘bergen’ die uit de weg geruimd moesten worden om de reis mogelijk te maken. Ten eerste was mijn moeder stervende en ik kon moeilijk een lange reis gaan maken om hem vervolgens te onderbreken voor haar begrafenis.
Ten tweede waren we net naar Batesville verhuisd, niet alleen voor werk, maar ik was ook gevraagd een Bijbelstudiegroep te leiden, georganiseerd onder de naam Kerk van Gods Koninkrijk. Hoe kon ik op reis gaan nu ik er net was? Nee, ze zouden er mee moeten instemmen en het me opdragen door handoplegging.
Ten derde vroeg ik me af of de kerkleiders van Arizona en Nieuw Mexico me wel wilden zien. Ik had een uitnodiging van hen nodig waarin ze er in toestemden me te zien.
Ten vierde hadden we een huis nodig voor ik wegging.
Mijn moeder overleed op 15 februari en ik reed voor een week terug naar Minnesota (in een van een vriend geleende auto). Op 28 februari kreeg ik een uitnodiging uit Arizona, dat de aftelling van de 40 dagen tot 8 april begon. Dit corrigeerde mijn idee van de periode van 40 dagen. 28 februari was niet de dag dat ik zou vertrekken, maar de dag dat ik de benodigde uitnodiging kreeg.
De Bijbelstudiegroep in Batesville droeg me op 6 maart op om op reis te gaan, dezelfde dag dat we een ander huis vonden waar we in konden wonen. We verhuisden op 7, 8 en 9 maart. Ik begon de reis op 10 maart. Dus werd het een reis van 30 dagen in de 76 dagen van verzoening (vele jaren later ontdekte ik dat alle periodes van 76 dagen opgesplitst zijn in 46 en 30 dagen).
Vanuit mijn perspectief was de reis succesvol in dat ik alles deed wat God van me vroeg. Ik beschuldigde niemand, maar bood alleen mijn verontschuldigingen aan. Toen ik hen verliet, was ik voldaan en had een vreugdevol hart. Helaas leek de verzoening mij meer nut te doen dan hen, maar ik wist dat ik gehoorzaam was geweest en alles had gedaan wat ik kon. Nu kon ik de nieuwe wereld betreden die God voor me geopend had.
Ik kwam rond middernacht op 8/9 april 1983 thuis aan, precies 76 dagen na de verhuizing naar Arkansas en precies 490 dagen nadat ik ontslag had genomen van de kerk in Nieuw Mexico. Ik was nu onder ‘gezegende tijd’ en kon nu een nieuw leven beginnen.
Toen God mijn geloof testte doorstond ik de test niet – ik stierf simpelweg. Al mijn eigen geloof was weggebrand door de vurige toets en alles wat er over bleef was Zijn Woord en het geloof van Jezus. De harde waarheid was dat mijn geloof onbelangrijk was in het plan van God. Mijn geloof kreeg niets voor elkaar. Hij bracht me op het punt van totale wanhoop waar ik geen kracht over had voor ‘name it and claim it’. Al Zijn beloften aan mij werden slechts door de kracht van Zijn woord aan mij volbracht, ongeacht mijn geloof en ongeacht al mijn claims. Alles wat Hij vroeg was te sterven en uit de weg te gaan. Hij werkte alle dingen naar Zijn besluit en wil (Efeze 1:11). Ik kan niet roemen in mijn geloof. Ik kan alleen roemen in de grootsheid en de liefde van God.
Ik werd een nieuw mens, een nieuw schepsel in Christus. Dit door ervaring en niet slechts dogmatisch. Ik begon me te realiseren dat ik hier niet ben om mijn eigen geloof te uiten, maar slechts te getuigen van Gods werken die ik zie en hoor. Meer dan alles weet ik door harde ervaring dat Romeinen 8:28 waar is.
28 En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.
Ik had dit vers vele jaren geloofd en verkondigd tot God ging testen of ik dit ook echt kon geloven gedurende Zijn vurige beproeving. In de hevigheid van de beproeving (23 oktober 1982) deed ik een interessante ontdekking: in mijn gedachten kon ik dit woord niet langer geloven en daarom schreef ik: ik stop ermee. En toch heb ik altijd diep van binnen geweten dat God inderdaad alle dingen zou doen medewerken ten goede. Er was geloof in mijn geest toen al het geloof uit mijn vleselijke gedachten en ziel waren gewrongen.
Ik leerde hierdoor een zeer waardevolle les. Geloof is geen gemoedstoestand; het is een geestestoestand. De gedachten gaan alleen over overtuigingen; de geest is het huis van het geloof. Ik weet dat de apostel Paulus ook veel beproevingen van zijn geloof heeft gehad en dat hij daarom kon schrijven in Romeinen 7:18, “Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur (mijn vlees), het goede niet aanwezig is.” Misschien de meest opmerkelijke les die ik geleerd heb hierdoor, is dat de beproeving van ons geloof ons niet wordt gegeven om te bewijzen dat we rechtvaardig en getrouw zijn, maar om te bewijzen dat er in ons vlees geen goed woont. Het is om de zwakheden van ons vlees naar God aan te tonen en niet onze sterkte. Mijn vlees met zijn vleselijke overtuigingen was redelijk sterk en dus kostte het bijna een jaar om te sterven. Maar toen ik eindelijk het worstelen opgaf en stierf, deed God me opstaan als een nieuwe schepping in Hem.
Deze opstanding was echter slechts het begin. Er waren veel meer cruciale lessen die ik nog moest leren. De Jozef openbaring over het in de gevangenis gaan voor twaalf maanden was alleen van toepassing op dat eerste jaar. Het zou ook nog een lange-termijn vervulling hebben van 12 jaar (1981-1993) die pas stopte aan het einde van het tijdperk van de Kerk. Gedurende die tijd zou ik (tot nu toe) nog twee keer moeten sterven om de gevolgen te leren van ongehoorzaamheid aan God.
Ik stop nooit met God te danken voor zijn berispingen, want ik heb geleerd dat Hij Zijn zonen berispt (Hebreeën 12:5-7). Daar word ik zelfs door getroost in de pijnen van de dood. Zelfs al lag ik neer in het dodenrijk (sheol), zie, God is daar (Psalm 139:8).
Het horen van Gods stem is de meest schitterende en ontzagwekkende ervaring in mijn leven. Maar het is ook een vurige beproeving geweest. Dus toen God me vanuit Exodus 20:18-21 liet zien hoe Israël van verre stond, bang om met Mozes de berg op het vuur in te gaan om Gods stem te horen, kan ik het gevoel zeker begrijpen. Als ik, voordat ik dit pad begon te wandelen, slechts een vaag idee had gehad van wat er voor me lag, zou ik misschien bij het volk Israël van verre zijn gaan staan.
Maar God verleidde me om mijn aandacht te richten op de beloften die aan het eind zouden komen, in plaats van op de beproevingen onderweg. Eerst was ik redelijk geschokt en boos op Hem vanwege deze goddelijke misleiding, net zoals Jeremia zei toen hij in de gevangenis werd gegooid. Jeremia 20:1-9,
1 Toen de priester Paschur, de zoon van Immer, hoofdopzichter van de tempel, Jeremia dit hoorde profeteren, 2 liet hij de profeet stokslagen geven en hem in de hoge Benjaminpoort bij de tempel in het blok sluiten… 7 ‘HEER, u hebt mij verleid, en ik ben bezweken, u was te sterk voor mij en hebt mij in uw greep gekregen. Dag in dag uit lachen ze om mij, iedereen bespot mij… 9 Als ik denk: Ik wil hem niet meer noemen, niet meer spreken in zijn naam, dan laait er in mijn hart een vuur op, dan brandt het in mijn gebeente. Ik doe moeite om het in bedwang te houden, maar ik kan het niet.
Jeremia verschilde niet van ons in dat hij ook door de vurige beproeving moest vanwege het woord wat hij gedurfd had te horen. Onze God is een verterend vuur. Zijn stem horen is geen oproep tot een glorieuze overwinning, maar een roep om te sterven. Dit is niet bedoeld om mensen te ontmoedigen Zijn stem te horen, maar meer een woord van troost voor hen die stervende zijn in het midden van Zijn vuur.
God haat niet degenen die Hij vermaand; Hij berispt omdat Hij van Zijn kinderen houdt en wil hen louteren als goud en zilver om het schuim te vervangen door een goddelijke natuur. Hij bedoelt een volk voort te brengen naar Zijn beeld, zodat ze met Hem zouden regeren en dat zij op hun beurt anderen leren hoe te sterven, Jezus volgend naar het kruis.
In het goed opvoeden van kinderen lijkt de wereld te geloven dat vermaningen en berispingen slecht zijn voor de ontwikkeling van het kind. Sommige ouders weigeren hun kinderen zelfs te tuchtigen omdat ze willen dat hun kinderen van hen houden. Ze realiseren zich niet dat de tuchtiging niet het probleem is, zolang het niet voor niets wordt gedaan. Zowel tuchtiging als misbruik moeten door de Bijbel gedefinieerd worden. Dit is natuurlijk buiten het blikveld van deze studie, maar we willen het punt maken dat kinderen, die het meest van hun ouders houden, in hun jonge jaren de juiste tuchtiging hebben gehad.
Het is hetzelfde in onze verhouding met onze hemelse Vader. Hoewel Gods berispingen vaak redelijk zwaar kunnen zijn, zodat we liever van Hem weg zouden rennen, zullen we uiteindelijk van Hem houden, want Hij vermaand ons om ons tot volwassenheid te brengen zodat we in staat zijn om Zijn agapè liefde te kennen. Het grootste gebod, zei Jezus, vinden we in Deuteronomium 6: 4 en 5,
4 Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 5 Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten.
We focussen zo vaak op het gedeelte dat ons gebiedt Hem lief te hebben dat we vergeten hoe we dit moeten doen. De sleutel zit in de eerste zin: “Luister, Israël.” Naar Hem luisteren is de eerste stap naar van Hem houden. Eerst luisteren we, dit werkt geloof. Ten tweede wordt dit geloof getest door vuur, zodat ons geloof puur is en niet rust op menselijk vlees of begrip. Deze beproeving werkt geduld, of standvastigheid. Alleen dan ontvangen we zijn beloften. Hebreeën 6 zegt,
12 en dat u niet achterblijft, maar in het spoor treedt van hen die dankzij hun standvastig geloof ontvangen hebben wat hun beloofd was. 13 Toen God aan Abraham zijn belofte deed, kon hij bij niemand zweren die hoger was dan hijzelf, en dus zwoer hij bij zichzelf: 14 ‘Ik zal je rijkelijk zegenen en je talloze nakomelingen geven.’ 15 En zo heeft Abraham, dankzij zijn standvastig vertrouwen, gekregen wat hem beloofd was.